Coronavirus zorgt voor overschot aan Japans wagyuvlees

Japan kampt door het coronavirus met een overschot aan exclusief rundsvlees van het gekende luxeras dat gekweekt wordt in boerderijen in Kobe, Matsusaka en Yonezawa. Japanners gaan niet meer uit eten en ook de toeristen blijven weg. Het gevolg: het vlees blijft in de koelcellen liggen. Het vlees van het unieke Japanse runderras wordt aan hoge prijzen verkocht, op sommige plaatsen tot wel 100 euro voor een steak. De kwaliteit is uitmuntend, volgens liefhebbers veel malser en sappiger dan andere soorten. De marmering, met shimofuri vet dat smelt bij hoge temperaturen, zorgt voor de unieke smaak.  

Maar ook de manier waarop de koeien gehouden worden, zou er voor iets tussen zitten. De runderen zelf leven in grote luxe. Ze worden gevoederd met de beste granen, krijgen zuiver water en grazen in de mooiste weides. Op de meest exclusieve boerderijen worden de runderen zelfs gemasseerd en getrakteerd op een streepje klassieke muziek.   De productie in Japan is sinds vorige zomer verdubbeld naar 300.000 ton per jaar als gevolg van een groeiende export. Ook door de Olympische Spelen van Tokio moest dit jaar een topjaar worden voor de consumptie van wagyuvlees.  

Bonnen voor Wagyuvlees

Maar dan kwam het coronavirus. De Spelen werden een jaar uitgesteld en de consumptie van het vlees kreeg ferme klappen. Daardoor kelderde de prijs en de koelopslag geraakt stilaan overvol.   Het Japanse ministerie van Landbouw speelt met verschillende ideeën en zoekt naar manieren om mensen aan te moedigen om het rundsvlees te consumeren. Op voorstel van de liberale democratische meerderheidspartij zouden burgers bonnen krijgen die ze kunnen inruilen voor een stukje wagyuvlees.  

Subsidie voor voer?

Maar landbouwexpert Kazuhito Yamashita schoof dit idee snel terzijde en bestempelde het als ‘idioot’. “Er zijn al regelingen om boeren te beschermen tegen scherpe prijsdalingen”, zegt hij. “Ze moeten gewoon stoppen met de slacht en de overheid het voer laten subsidiëren totdat dit voorbij is.”

Bron: Financial Times / De Standaard

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*